monogram Collegium Vocale ReformatumCollegium Vocale Reformatum

o.l.v. Jan Pranger

Gioachino A. Rossini

Rossini, Gioacchino Antonio
(29 febr. 1792 – 13 nov. 1868),
Italiaans componist, zoon van een trompettist-hoornist, toonde reeds vroeg een uitzonderlijke muzikale begaafdheid en begon in 1804, in Bologna, een systematische muziekstudie (piano; cello; contrapunt) aan het Liceo Musicale, onder leiding van Stanislas Mattei.

Nog tijdens zijn studie componeerde hij opera's, waarvan La cambiale di matrimonio hem in 1810 in Venetië voor het eerst erkenning bracht. Hierna begon een periode waarin hij onafgebroken en met uitzonderlijk gemak, vaak in bijzonder korte tijd, de ene opera na de andere componeerde.

Tussen 1810 en 1829 schreef hij er 37, waarbij hij echter wel oudere werken tot nieuwe opera's bewerkte (vandaar dat het aantal in diverse biografieën verschillend wordt vermeld). In 1812 ging in Venetië zijn eenakter La scala di seta, het eerste werk waarin hij in de ouverture zijn beroemd geworden crescendo toepaste, in 1813 het ‘melodramma eroico’ Tancredi met de aria Di tanti palpiti, die zijn naam vestigde, en in hetzelfde jaar L’Italiana in Algeri.

In 1815 ging hij een contract aan met de impresario Domenico Barbaja, die in Napels het Teatro San Carlo en het Teatro Del Fondo beheerde; hij verplichtte zich twee opera's per jaar te leveren. In 1816 vond zowel de première van zijn opera seria Otello plaats als die van zijn in dertien dagen tijds gecomponeerde opera buffa Il barbiere di Siviglia.

In 1822 trouwde Rossini met de zangeres Isabella Colbran (van wie hij in 1837 scheidde) en reisde met haar naar Wenen, waar hij, zijn eigen werk dirigerend, groot succes oogstte. In 1823 vertoefde hij in Londen en Parijs, waar hij in 1824 de leiding van het Théâtre Italien kreeg. Zijn succesvolle composities voor dit theater bezorgden hem in 1826 de benoeming tot Premier Compositeur du Roi en Inspecteur-général du Chant en France, alsmede een jaargeld van 20 000 francs. Zijn Guillaume Tell (1829) werd koel ontvangen en pas langzaam aan heeft men dit werk met de populaire ouverture de historische plaats gegeven die het verdient: aan het begin van de ontwikkeling van de grand opéra.

Op zijn 37ste jaar sloot Rossini abrupt – en om nooit geheel duidelijk geworden redenen – zijn briljante carrière als operacomponist af: rijk en geëerd sleet hij de 39 jaar die hem nog restten, in een soevereine teruggetrokkenheid. Hij reisde veel en componeerde in deze periode slechts zijn Stabat Mater (eerste opvoering 7 jan. 1842 in Parijs) en enkele kleinere werken (missen, geestelijke en wereldlijke koorwerken, liederen, piano- en kamermuziek). In 1855 vestigde hij zich voorgoed in Parijs, waar hij op zijn befaamde jours door eenieder die op cultureel, diplomatiek of financieel gebied iets te betekenen had, bezocht werd. Zijn scepticisme, zijn bon mots en zijn gourmandise zijn sindsdien door velen beschreven.

Rossini was in zijn muziek, met de opvallende melodieënrijkdom, ritmiek en coloratuur, een typische 18de-eeuwer. Met de in zijn tijd opkomende romantiek had hij weinig affiniteit; zo is La Cenerentola (1817) een sprookjesopera, maar het rationalisme van de 18de eeuw beheerst evenzeer het door Rossini geïnspireerde libretto alsook de muziek. Zijn opere serie zijn dan ook vrijwel vergeten. Gebleven zijn zijn opera buffe, zie opera, vooral Il barbiere di Siviglia.

Zijn werk is steeds Italiaans gebleven (alleen Le Comte Ory uit 1828 is meer Frans dan Italiaans). Men gaf hem in Italië weliswaar de bijnaam Il Tedesco (de Duitser), omdat zijn aandacht voor de instrumentatie ten koste zou gaan van het zuivere bel canto, maar latere generaties bewonderden het evenwicht dat Rossini tussen deze beide heeft weten te bereiken. In 1887 werden zijn stoffelijke resten vanuit Parijs overgebracht naar de Santa Croce in Florence.

Microsoft® Encarta® Encyclopedia 2002.
© 1993-2001 Microsoft Corporation/Het Spectrum.
Alle rechten voorbehouden.

 

Petite Messe solennelle

'n Bijzondere compositie, want Rossini is eigenlijk geen mis-schrijver. Zo signeert hij de partituur van deze salonmis met de woorden

Lieve Heer, voilá, nu is deze arme kleine mis klaar.
Is het werkelijk sacrale muziek (musique sacrée) of vervloekte muziek (sacrée musique)?
Ik ben voor de opera buffa geboren, dat weet u best!
Een beetje techniek, een beetje ziel: dat is alles. Welnu, wees geprezen en verleen mij toegang tot het paradijs
.

De Petite Messe Solenelle neemt binnen zijn werken een bijzondere plaats en ging in 1864 in première.

Aan het eind van zijn leven werd hij door Rossini zelf voltooid werd met een volledige orkestbezetting.
Als ik het niet gedaan had, dan had een ander dat wel gedaan, zo beargumenteert hij deze uitbreiding...

Beeldinformatie

afbeelding Gioachino Rossini
G.A. Rossini
partituur Petite Messe solennelle
Petite Messe solennelle
  1. Kyrie

  2. Gloria in excelsis deo

  3. Credo in unum Deum

  4. Offertorium

  5. Sanctus

  6. O salutaris hostia

  7. Agnus Dei